HENDRIK HEYLIGERS:
“Handel is voor mij het eind van de lol …”
door Jacq. A. de Heij
Hendrik Heyligers (54) is de directeur/eigenaar van Heyligers Orgelbouw BV, te Ermelo. In goed geoutilleerde bedrijfsruimten zijn zo’n acht à negen orgelenthousiastelingen continu bezig met de vervaardiging van bijzonder hoogwaardige elektronische orgels, alleen en uitsluitend in het klassieke genre. Orgels voor kerken, kapellen, zalen en huiskamers. Orgels die hun weg vinden naar alle windstreken, Amerika en Afrika niet uitgezonderd.
De meeste van die orgels worden geleverd op bestelling, rekening houdende met de wensen van de respectievelijke opdrachtgevers. Mits althans die wensen redelijk zijn en mits die wensen niet strijdig zijn met het artistiek niveau, waarop Hendrik Heyligers en de zijnen zich wensen te bewegen. Dat niveau ligt uitermate hoog en is bepalend voor het feit, dat het Heyligers-orgel optimaal in trek is én bij de betere amateur én bij de vakorganist.
Aangeland in het atelier van Heyligers Orgelbouw wordt men geconfronteerd met een fors aantal elektronische orgels in aanbouw, verschillend in grootte, vormgeving en dispositie. Er wordt echter ook wel in serie gebouwd. Zeer kleine series van drie tot vijf orgels, die op hun beurt toch weer kleine afwijkingen vertonen. Vertegenwoordigers in binnen- en buitenland zijn dan gestoten op wensen die ongeveer conform liggen. De opstelling van Hendrik Heyligers kan bepaald niet commercieel worden genoemd.
“Ik heb er geen enkele behoefte aan om rijk te worden. Als ik op een prettige manier mijn brood kan verdienen, dan ben ik dik tevreden. Ik ben een orgelbouwer en geen fabrikant … en handel is voor mij het eind van de lol.”
Het hier genoteerde citaat impliceert dat wij een gesprek hadden met Hendrik Heyligers. Het was een lang gesprek. Een brede stroom van informatie denderde op ons af, gelardeerd met demonstraties van de specifieke eigenschappen van het Heyligers-orgel. Hieronder een summiere weergave van wat ons allemaal werd toevertrouwd.
Philips
“Van origine ben ik een elektronicus en ik werkte jarenlang bij Philips. Daar heb ik te maken gehad met de uitontwikkeling van de elektronische orgelbouw. Ik vond dat allemaal erg boeiend. In de loop der jaren kom je echter tot eigen ideeën en die ideeën leiden dan tot een filosofie, die niet aan de man te brengen is, omdat ze door het begrip ‘handel’ wordt geblokkeerd. Ja, en dan komt – althans zo verging het mij – de tijd dat je er behoefte aan krijgt je eigen filosofieën te toetsen en, zo mogelijk, te realiseren. Voor mij brak dat moment aan op 1 mei 1968. Op die datum ben ik namelijk voor mezelf begonnen en daar heb ik nooit spijt van gehad.
Als een pijporgel
“Van meet af aan is het mijn doelstelling geweest elektronische orgels te bouwen die niet alleen de waarheid benaderen maar ook een goed equivalent vormen voor het pijporgel. Ik meen te mogen beweren dat ik daarin goed ben geslaagd. Jullie hebben dat zojuist gehoord. Het kan natuurlijk altijd nóg beter en ik durf van mijzelf te beweren dat ik als een fanaat achter elke mogelijke verbetering aan jaag. De steeds grotere elektronische mogelijkheden zijn daarbij op mijn hand. De huidige stand van de elektronica biedt naar mijn oordeel soelaas als het gaat om de absolute analyse van de pijporgelklank in al zijn facetten. De resultaten van zo’n analyse kunnen uitmonden in een elektronisch orgel dat voor een pijporgel kan worden versleten, dat tot in het kleinste detail.
Ik wil daarbij niet verhelen, dat fanatieke aanhangers van het pijporgel de pretentie koesteren onder alle omstandigheden onmiddellijk te kunnen horen wat al dan niet uit een pijp komt. Ik heb daar leuke ervaringen mee.
Zo nam ik zo’n kerel eens mee naar een kerk onder het voorwendsel dat daar twee orgels stonden opgesteld. Een oud pijporgel en een Heyligers-orgel. Na het inzetten van het orgelspel mocht hij de kerk in en mij vertellen welk orgel werd bespeeld. Hij behoefde niet lang na te denken. Volgens hem was het absoluut een pijporgel dat hij waarnam. Hij kon zijn mening niet motiveren. Hij hoorde het gewoon. Mooi dat hij stond te luisteren naar het door mij gebouwde elektronische orgel. Toen ik hem op zijn ongelijk attent maakte zei hij nu tóch te horen dat er een elektronisch orgel werd bespeeld. Hij wist wéér niet waarom. Hij hoorde het gewoon. Ja, ja!”
Niet goedkoop
Een elektronisch orgel met de eigenschappen van een goed pijporgel vergt een opeenstapeling van oplossingen met zo min mogelijk concessies. Dat impliceert dat een Heyligers-orgel niet kan worden vervaardigd in de bekende populaire prijsklassen. Het is overigens moeilijk te zeggen in welke prijsklassen ik mij beweeg. Ik hanteer namelijk geen basismodellen. Ik bouw conform voor mij aanvaardbare wensen van mijn opdrachtgevers. Ik stel slechts enkele zaken voorop: een Heyligers-orgel dient ten minste te zijn uitgerust met twee manualen, een vol pedaal en tien stemmen. Voor de rest zijn veel zaken bespreekbaar. De praktijk wijst uit dat er dan – minimaal – in prijzen dient te worden gedacht van fl.30.000,- tot fl.35.000,-. Bij twintig stemmen komt men rond de fl.60.000,- wat komt doordat in mijn orgels alle stemmen zelfstandig worden gebouwd. Laat men er goed van doordrongen zijn dat kwaliteit een veelvoud van componenten vergt, hetgeen bepaald niet tot goedkope oplossingen leidt.”
Filosofieën
“Het is ondoenlijk al mijn filosofieën rondom het elektronisch orgel aan jullie voor te leggen. Ik doe daarom een willekeurige greep.
Ik begin dan met te stellen dat een elektronisch huiskamerorgel zonder opbouw niet ideaal is. De organist staat dan niet direct in contact met het geluid. Tal van praktische overwegingen kunnen er overigens bestaan om van zo’n opbouw af te zien.
En verder: men kan een orgelgeluid produceren met gebruikmaking van twee versterkers. Men beschikt dan over twee kanalen. Gebruikt men nu een aantal stemmen tegelijk, dan heeft men te maken met een lineaire vergroting van de output. Bij een pijporgel echter is er dan sprake van een logaritmische versterking van het geluid. Dit alles betekent dat bij een elektronisch orgel – bij het gebruik van twee registers van dezelfde voetmaat over één kanaal – het geluid in vermogen verviervoudigt.
Bij een pijporgel vindt dan een vergroting van het geluid plaats van slechts 40%. De serieuze bouwer van een klassiek elektronisch orgel dient op dit gegeven in te spelen.
En dan het verschijnsel ‘spuck’. Bij de elektronische orgelbouw is het zo langzamerhand een goede gewoonte geworden het spuck-verschijnsel in te bouwen. Over het algemeen echter is die spuck dan bij alle registers conform. Bij een pijporgel is zulks niet het geval, wat voor mij inhoudt dat alle registers van een elektronisch orgel dienen te worden voorzien van de bijbehorende spuck. Dat is geen eenvoudige opgave.
En dan nog iets: het typische paté van een pijporgel wordt onder meer veroorzaakt door een orgelruis, die één van de charmes vormt van zo’n instrument. Ook die ruis moet er bij een elektronisch orgel zijn. Men dient namelijk niet te vergeten – zo die orgelruis een onvolkomenheid is – dat onvolkomenheden de charmes van een pijporgel uitmaken. Dat geldt overigens voor elk muziekinstrument.
Ten slotte nog iets over orgelfronten. Er wordt mij wel eens verweten dat ik elektronische orgels van pijpfronten voorzie. Velen zien dat als een soort vervalsing. Vroeger heb ik met lattenfronten gewerkt. Men kan zich namelijk niet permitteren de luidsprekers direct te laten stralen. Ook het geluid van orgelpijpen bereikt niet direct het oor en doordat het geluid weerstanden ondervindt wordt het tot op zekere hoogte diffuus. Dit verschijnsel dient ook bij een klassiek elektronisch orgel te worden nagestreefd. Dat kan ook met een lattenfront. Waarom ben ik nu in de loop der jaren met pijpfronten gaan werken? Het antwoord op die vraag is zeer eenvoudig. In de elektronische orgelbouw streven wij naar klanken die des pijporgels zijn. Dan moeten we het ook aandurven het uiterlijk van zo’n pijporgel na te streven. In het kort gezegd: zo’n pijporgel heeft een akoestische en visuele functie … en het oog wil ook wat!”
Tot zo ver de orgelbouwer Hendrik Heyligers.
Conclusie
De filosofieën van Hendrik Heyligers zijn op zijn minst behartigenswaardig. Niettemin is het zo dat slechts de resultaten gelden. En het zijn die resultaten die er niet om liegen. Kenmerkend voor het Heyligers-orgel in het algemeen is namelijk de pure schoonheid van elk register en een ongekend fraaie opbouw van de dispositie. Zelfs bij vol werk is alles scherp doortekend en blijft elke stem volledig herkenbaar.
De vraag mag rijzen of Hendrik Heyligers het ideaal heeft bereikt. Deze vraag is te academisch om te kunnen worden beantwoord. Zelfs rekening houdende met alle mogelijke vooroordelen kan echter wel worden gesteld, dat bij Heyligers Orgelbouw het ideaal aardig wordt benaderd en dat men de intentie heeft niet zelfvoldaan bij het inmiddels bereikte stil te blijven staan.